Nieuwsbrief Augustus 2015

Trichomoniasis

Trichomonas Gallinae is de verwekker van de aandoening die bij de liefhebbers doorgaans ‘Het Geel’ wordt genoemd. De ziekte wordt veroorzaakt door een enkelcellige protozoaire parasiet die stukken groter is dan bacteriën en flagellen heeft om zich mee te kunnen bewegen. De parasiet komt voor in de neuskeelholte, de krop en de slokdarm en kan bij zwaardere infecties ook in cloaca uitstrijkjes worden aangetroffen. Niet alle stammen van deze parasiet zijn even kwaadaardig.

De parasiet is niet met het blote oog zichtbaar. Maar kan middels een uitstrijkje met een nat wattenstaafje langs de wand van de krop verzameld worden. Bij zwaardere infecties kan men dan trossen met Trichomonaden op een neer zien bewegen. Bij lichte besmettingen kan men individuele parasieten in het microscopische preparaat zien bewegen. Een 10 x10 vergroting is doorgaans sterk genoeg om de infectiedruk bij de duiven te beoordelen.

De duiven kunnen de besmetting overdragen via het speeksel, maar bij het azen van de jongen en via het drinkwater in reismanden. Ook kan overdracht plaatsvinden via het badwater. Veel wilde duiven (houtduiven) zijn besmet met deze parasiet. Gelukkig is deze parasiet slecht bestand tegen desinfectantia. We kunnen met hygiënische maatregelen (routinematige ontsmetting van de drinkpotten) al heel veel doen om de infectiedruk te helpen verlagen.

In vroeger tijden werden nog al eens gele kaasachtige woekeringen gezien die veroorzaakt werden door deze parasiet. Er zijn echter duidelijke verschillen in ziekmakende eigenschappen tussen de diverse stammen. Ofschoon er minder kaasachtige woekering ten gevolge van een Trichomonasinfectie worden vastgesteld tegenwoordig, zijn de besmettingen met het geel nog steeds van belang met betrekking tot het prestatie niveau dat de duiven tijdens wedvluchten kunnen bereiken. Een groot probleem met betrekking tot de infecties met de Trichomonaden vormen de te korte preventieve kuurtjes die men de laatste jaren geeft. De resistentie tegen de middelen die werkzaam zijn tegen het Geel neemt aanzienlijk toe de laatste jaren. Het kan niet met genoeg nadruk gesteld worden dat het geven van korte drinkwaterkuurtjes de mogelijkheden om op termijn het probleem van de Trichomoniasis met medicijnen onder controle te kunnen houden aanzienlijk frustreren.

Het wordt steeds belangrijker om de noodzaak van behandeling, maar ook de lengte van behandeling van deze infectie vast te stellen door middel van onderzoek. Bij lichte besmettingen kan men volstaan met een capsule met een goede concentratie aan werkzaam middel. Bij zwaardere besmetting dient men twee opeenvolgende dagen een capsule, liefst op de nuchtere maag, toe te dienen. De laatste jaren zien we steeds vaker zeer zware infecties bij de duiven tijdens routine controles. Waar we vroeger een schaal hanteerden met betrekking tot de infectiegraad van 1-4 zien we nu geregeld infecties die we als 5 of 6 plus zouden kunnen classificeren. Deze infecties dienen behandeld te worden middels een gift van een capsule, gevolgd door een kuur van 6 dagen over het voer met goed werkzame middelen om zeker ervan te kunnen zijn dat de infectie daadwerkelijk weg is. Drinkwaterkuren hebben in die gevallen helemaal geen nut meer. Uit publicaties blijkt dat er al resistente stammen bestaan waarbij een vijfvoudige dosering aan werkzame stof gegeven dient te worden om nog effectief te kunnen zijn. Dit zijn best alarmerende ontwikkelingen die om bezinning bij de liefhebbers vragen die nonchalant korte drinkwaterkuurtjes willen blijven verstrekken omdat ze het immers altijd zo hebben gedaan.

De symptomen

Zoals reeds vermeld komen de uitgesproken letsels zoals we die jaren geleden zagen in de vorm van kaasachtige haarden nauwelijks meer voor. Ook (nog) niet bij de infecties die we de laatste jaren als 5 en 6 plus classificeren. Deze kaasachtige woekeringen die vroeger gezien werden konden worden waargenomen in de keelholte ter hoogte van de tandjes van het verhemelte. Bij jonge duiven in het nest zien we zeer uitzonderlijk nog wel eens kaasachtige haarden rond de navel. Incidenteel zien we ook nog grote knobbels in de krop die de spijsvertering kunnen belemmeren. In een enkel geval dienen deze operatief verwijderd te worden.

In hele ernstige gevallen kan de infectie de inwendige organen zoals de lever aantasten. Zo kan men incidenteel bij nestjongen abcessen in de lever kunnen vinden. De duiven waarbij de lever aangetast is zullen slecht genezen van de infectie en zijn voor het vliegen ongeschikt. Natuurlijk hebben jonge duifjes met leverabcessen geen schijn van kans.

We zien dus, zoals eerder gezegd vooral de mildere beelden de laatste jaren. Maar dat wil niet zeggen dat deze mildere beelden daarom minder problemen veroorzaken. Heftige infecties van de krop kunnen aantasting van de kropwand geven met als gevolg slechter functionaliteit van de krop. Een en ander zal zich weerspiegelen in de werking van het maagdarmkanaal. Het is niet moeilijk te begrijpen dat zweervorming en ontsteking van de krop de duiven zullen hinderen bij het kunnen opbouwen van een vorm naar de vluchten toe. Bij zware infecties zullen de vluchtprestaties dan ook hieronder te lijden hebben. De aanwezigheid van Trichomonen in de keel dragen bij aan de slijmvorming ter plekke die eveneens hinderlijk zijn tijdens het vliegen.

Andere aandoeningen

We zien in de kliniek wel vaker mensen die melding maken dat ze het geel ondanks herhaalde kuren niet wegkrijgen. Bij onderzoek samen met de liefhebbers blijkt dan dat ze de witte stippen rond de gehemeltespleet voor een geelbesmetting houden. Het betreft hier echter Sialolieten. Mineraalneerslagen. Dit heeft niets met het geel te maken.

Andere liefhebbers kunnen soms geërgerd contact opnemen dat de geelkuren niet meer werken. Ze zien duidelijk het geel zitten naar eigen oordeel, maar het reageert niet op de gebruikte middelen ter behandeling. Vaak betreft het gevallen van pokkendifterie voor in e bek. In tegenstelling tot het de kaasachtige haarden van het geel, die trouwens als ze al optreden veel dieper in de keelholte zitten, zijn deze harde gele knobbels niet goed te verwijderen. Ze zitten doorgaans vooraan in de bek.

Nog een aandoening die vaker met het Geel verward wordt is een uiting van het klassieke beeld van een Herpesvirusbesmetting. Deze duiven zijn vaak behoorlijk ziek en hebben difterische beslagen in de hele bek en keelholte. Deze kunnen bij het maken van een uitstrijkje makkelijk gaan bloeden. Ook bij een besmetting met de Candida gist kan dit soort van belagen optreden. Dit heeft evenwel niets met een besmetting met de Trichomonas Gallinae te maken.
Tot slot kunnen duiven na een heftige inspanning wel eens thuiskomen met ingedroogde slijmige neerslagen voor in de bek. Ook dit kent geen verband met het geel, maar houdt verband met uitdroging van het lichaam.

Behandeling

Duiven die geen contact gehad hebben met andere duiven en die ook nog eens bij onderzoek voor de kweek schoon waren, bleken na de kweek toch besmet te zijn. Mogelijk dat diep in de slijmvliezen Trichomonaden liggen te rusten die actief worden zodra de duiven kropmelk moeten gaan produceren. Dit gegeven is dan ook de belangrijkste reden om te adviseren tijden de kweek de duiven tegen het geel te behandelen. Al dan niet preventief. Maar ook dan geldt: voldoende lang en in de juiste dosering en niet meer via het drinkwater.

Niet alle duiven zijn even gevoelig voor het geel. Veel liefhebbers die in de spreekkamer meekijken via het beeldscherm verbazen zich hier dan ook over. Menige duif kan nagenoeg vrij zijn, terwijl op dezelfde afdelingen duiven zitten met een gigantische besmetting. De afweer van de betreffende duiven alsmede de ziekmakende eigenschappen van de stam die aanwezig is speel hierbij een belangrijke rol. Het is dan ook belangrijk dat bij het aanbieden van duiven voor onderzoek slechts een of twee duiven worden onderzocht. De factor toeval speelt dan een te grote rol bij het daadwerkelijk vaststellen van de parasiet.
We zien ook dat liefhebbers tijdens de eerste rond de kwekers wel een kuur tegen het geel geven op de eieren, maar dit tijdens de volgende ronde eieren vergeten of achterwege laten. Het komt vaker voor dat deze liefhebbers deze duiven voor onderzoek aanbieden. Regelmatig stellen we dan toch serieuze infecties met het geel vast.

De zuurgraad speelt een zekere rol bij de levensvatbaarheid van de Trichomonas Gallinae parasiet. Bij een lage zuurgraad heeft de parasiet het moeilijk. Ook werd vastgesteld dat een combinatie van Baardmos en Astragalus het de parasiet moeilijk kan maken. De praktijk leert dat meerdere hokken die zowel de zuurgraad van het drinkwater verlagen als de genoemde concentratie aan genoemde kruiden wekelijks toepassen veel minder last hebben van heftige infecties met genoemde parasiet. De indruk bestaat echter wel dat de effectiviteit van deze aanpak mede afhankelijk is van de aanwezige stam van de parasiet.

Zoals eerder vermeld is het bij de toepassing van geneesmiddelen belangrijk dat men voldoende lang kuurt en voldoende hoog doseert. Wij stellen dat het geven van kortstondige drinkwaterkuren de oorzaak zijn van een toegenomen resistentie van de Trichomonas parasiet tegen de doorgaans gebruikte 5-nitro-imidazolverbindigen. Er bestaat een misverstand onder veel liefhebbers die menen dat het beter is frequent te wisselen tussen de beschikbare middelen die tegen het Geel werkzaam zijn. Waar dit voor andere infecties met andere parasieten mogelijk opgeld zou kunnen doen is dit in geval van de Trichomonas Gallinae een verkeerd uitgangspunt. De diverse middelen die onder diverse namen op de markt zijn voor de behandeling van het Geel betreffen echter allemaal 5-nitro-9imidazol verbindingen. Deze middelen zijn dus allemaal nauw verwant met elkaar. Er zal bij afwisselend gebruik van diverse middelen dan ook snel(ler) een resistentie op kunnen gaan treden tegen al deze middelen. Het is daarom veel verstandiger om bij vaststelling van een ernstige besmetting van het Geel na de ingestelde kuur de duiven nogmaals te laten controleren of de toegepaste behandelwijze wel effectief genoeg is geweest. Vaak zijn liefhebbers dan verbaasd als de door hun (toch) gekozen (drink)water behandeling nauwelijks effectief blijkt te zijn geweest.

Naar de toekomst toe zou het gelet op de beperkte medicinale mogelijkheden wel eens zo kunnen zijn dat de preventie van de besmetting een veel grotere rol gaat spelen dan nu het geval is. Zo kan het weghalen van de drinkpotten op het duivenhok het overleven in het drinkwater onmogelijk nagenoeg onmogelijk maken. Ook het individueel laten drinken van de duiven kan de infectiedruk aanzienlijk helpen beperken. Gelukkig zijn we nog niet zo ver dat we zulke vergaande maatregelen al moeten nemen.

Maar om de infectiedruk beheersbaar te houden zou het gecombineerd toepassen van een natuurlijke aanpak met een medicinale aanpak in de toekomst nog wel eens de beste aanpak kunnen blijken te zijn.
Zodra men geconfronteerd wordt met een zware infectie moet men niet de illusie hebben dit op een natuurlijke manier helemaal de baas te kunnen worden. Maar zodra men een grondige behandeling heeft uitgevoerd waarbij bij controle geen geelparasieten meer werden vastgesteld, leert de praktijk dat dan toegepaste geregelde drinkwaterverzuring in combinatie met een tinctuur op basis van Baardmos en Astragalus het probleem onder controle weet te houden. Het voordeel van deze aanpak is ook nog eens dat deze middelen niet alleen natuurlijk zijn, resistentie ertegen niet bekend is, maar dat deze middelen de algemene conditie van de duiven ook nog eens ten goede komt.

Tot slotte nog een paar waarschuwingen. Duiven die gezworven hebben kan men het beste een of enkele dagen isoleren en individueel tegen een mogelijke besmetting met het Geel behandelen. Bijvoorbeeld met capsules of tabletten.

Wat af en toe voorkomt is dat liefhebbers een stevige kuur met middelen die werkzaam tegen het geel zijn geven en dan vervolgens de duiven vrolijk gedurende langere tijd laten trainen. De eerste dag zal niet veel fout gaan maar de volgende dagen kunnen de duiven bij het neerkomen, zeker op warme dagen, gaan lopen knijpen met de ogen en gaan krabben aan het hoofd. In de tijd dat Dimetridazole in Nederland nog veel gebruikt werd in de vorm van Emtryl werd ik door een verontruste liefhebber die niet ver van de kliniek woonde gebeld om direct naar zijn duiven te komen kijken. Hij was over de grens in België het medicijn gaan halen in een apotheek (Iets wat in die tijd gewoon gebruikelijk was). Hij had echter de voorgeschreven dosering niet helemaal begrepen. In plaats van een maal per dag de voorgeschreven dosering in het drinkwater te doen had hij omdat de duiven door de hitte die dag veel dronken, nogmaals een dosering gegeven en vervolgens de duiven losgelaten voor de training. Toen ik bij de liefhebber aankwam lagen er al meerdere duiven dood op de grond. Ik was er zelf getuige van dat de duiven als een soort van helikopters uit de lucht kwamen waarbij ze niet in staat waren afstand in te schatten en te pletter sloegen tegen te grond. Een dramatisch gezicht om te zien. De duiven die nog wel hun trainingsvlucht er levend van afbrachten kregen een elektrolytendrank voorgeschreven. Dat is dan ook de standaardbehandeling ingeval met de duiven tijdens een geelkuur laat trainen (bij warm weer) en de duiven met knipperende ogen thuiskomen.

Dimetridazole de werkzame stof van Emtryl wordt momenteel niet veel meer gebruikt bij de behandeling van het geel bij duiven. Het is dan ook neen middel waarmee men moet uitkijken. Een geringe overdosering kan al hersenbloedingen bij duiven veroorzaken.

Bekend is dat alle anti-geelmiddelen (Imidazolverbindingen) een “potentieel teratogene en mutagene werking” hebben. In goed Nederlands: ze kunnen afwijkingen in het DNA veroorzaken die aanleiding kunnen zijn tot aangeboren afwijkingen bij de nakomelingen dan wel kanker bij de duiven. Duiven die met deze middelen behandeld zijn dienen dan ook als volstrekt ongeschikt voor menselijke consumptie beschouwd te worden. Ook bij de toepassing van deze middelen dient de nodige voorzichtigheid in acht te worden genomen. Een behandeling tegen het geel kan om deze reden ook beter op de eieren worden gegeven om de negatieve effecten op de vruchtbaarheid en de nakomelingen te voorkomen.


Succes,

Peter Boskamp