Nieuwsbrief 1 Augustus 2010

Samen sterker

In de loop van de tijd krijg ik regelmatig diverse onderwerpen aangereikt met het verzoek daar in mijn nieuwsbrieven aandacht aan te besteden. Adenocoli, Herpes, Streptococcen, Ornithose enzovoort.

Ik geef hier dan ook regelmatig gehoor aan. Maar in deze nieuwsbrief wil ik toch nog eens de nadruk leggen op de noodzaak te investeren in gezondheid van de duiven in plaats van af te wachten tot de duiven ziek worden, waarna met een of ander medicijn getracht wordt de schade te herstellen en erger te voorkomen.

Ook wordt me met regelmaat de vraag gesteld of ik dan wel kan garanderen dat de duiven niet ziek worden als men de natuurlijkere aanpak gaat volgen. Ik zeg dan volmondig dat ik dat niet kan. Dat zou te mooi zijn om waar te zijn. Ook wordt me nog wel eens verweten dat ik ‘toch ook’ medicijnen voorschrijf. Ik krijg dan de neiging om me achter het oor te krabben, maar meestal steek ik toch weer van wal om uit te leggen dat Keulen en Aken niet op een dag gebouwd zijn. En dat de resultaten van deze andere

aanpak best even op zich kunnen laten wachten. Dat men niet moet denken dat men de natuurlijk aanpak kan gaan volgen in de vooronderstelling dat dit instant effect heeft.

 

Dit is natuurlijk niet zo. Het is best een lange weg die men moet afleggen voordat men de vruchten kan plukken van deze andere aanpak. En zoals gezegd heeft men zelfs dan niet de garantie dat de duiven niet ziek worden. Het is alleen onze ervaring dat duiven die niet voor ieder wissewasje medicijnen krijgen veel sneller herstellen in geval van ziekte. Zeker duiven waarbij preventief de nodige aandacht geschonken wordt aan een goede verzorging op een natuurlijke manier. Maar dat niet alleen. Ze vervallen niet zo snel tot een recidief van een kwaal zoals ornithose of jonge duivenziekte.

Verder krijgt men een extra kans om beter te selecteren.

In principe zou ik deze nieuwsbrief helemaal niet moeten hoeven schrijven. Want het zou vanzelfsprekend moeten zijn de duiven optimaal te verzorgen. Gelukkig doet het merendeel van de liefhebbers dit ook. Aan hen is deze nieuwsbrief dan ook amper besteed. Maar er blijft toch nog een hele volksstam over die wil blijven geloven in het wonder in de medicijnpotjes. Alsof daarmee eventjes snel problemen worden weggepoetst.

Duivensport is inmiddels topsport. De liefhebbers die het allemaal niet zo nauw nemen met de optimale verzorging kunnen het behoorlijk verpesten voor de liefhebbers die dit wel doen. Deze laatste groep betaalt dan de tol voor de nalatigheid van de nonchalante liefhebbers.

Een tijdje terug schreef ik dat het goed mogelijk was om de duiven met een goede natuurlijke aanpak, zonder medicijnen aan de start te brengen. De duiven in ons onderzoek hadden vanaf de geboorte tot aan de voorvluchten geen medicijnen gehad en waren vrij van coccidiose, wormen, hexamiten, geelbesmetting en luchtweginfecties. Ook bij de eerste voorvluchten was alles nog prima. Maar op een gegeven moment gebeurde wat welhaast onvermijdelijk is, een van de liefhebbers uit ons onderzoekje moest inkorven bij een krabbelaar.( Een krabbelaar is iemand die de zorg voor de gezondheid niet serieus neemt en pas eventueel in actie komt als het kalf al bijna verzopen is.) Binnen een week hadden een aantal van de duiven als gevolg van het verblijf in dezelfde mand met de duiven van genoemde krabbelaar een zware geelbesmetting opgelopen alsmede een luchtwegbesmetting. Gevolg: de liefhebber die zijn duiven goed verzorgde moest toch gaan kuren. Goed, door de natuurlijke aanpak was er een goede basisconditie en de problemen waren dan ook snel weer opgelost. Maar zouden we niet bezig geweest zijn met ons onderzoek, dan was de kans groot geweest dat deze liefhebber te kampen zou hebben gekregen met tegenvallende prestaties ofschoon hij zijn duiven goed verzorgt.

In principe kan men stellen dat nu de duivensport topsport geworden is, een gedegen controle van de gezondheid middels onderzoek noodzakelijk is wil men niet overgeleverd zijn aan de vele blinde preventieve kuren.

Al die blinde preventieve kuren maken immers dat we het natuurlijke gezondheidsevenwicht dat we nastreven weer ondermijnen. Zeker als veel gekuurd moet worden door her-besmettingen.

Tijdens het duivenseizoen is het een komen en gaan van liefhebbers in de kliniek. Een deel komt voor de routinecontroles en meestal hoeft hier niet zo veel te gebeuren. Een deel komt voor de eerste keer en dan merk ik toch nog steeds dat er tegen veel verstandige regels wordt gezondigd.

Zo kan men dan ondanks alle voorlichting toch nog steeds horen dat men goed denkt te doen door één keer in de twee tot drie weken een dag of twee iets tegen het geel in het drinkwater te doen. Ik zie dan heel verbaasde reacties bij deze liefhebbers als ze met mij meekijken en zien dat hun duiven vol met het geel zitten. Natuurlijk wordt de schuld dan bij het gebruikte middel gelegd. Want men echter niet wil inzien is dat het middel veelal goed is, maar dat degene die het middel toepast een wijze van toepassing volgt die deze toenemende resistentie tegen de geelmiddelen juist in de hand heeft gewerkt.

Nu is het de afgelopen weken warm geweest en hebben de duiven ook meer gedronken, maar in het algemeen kan men stellen dat drinkwater kuren tegen het geel, zeker de korte kuurtjes, absoluut geen garantie meer geven dat de infecties verdwenen zijn.

Voldoende lang en voldoende hoog doseren kan dit voorkomen. Kuren over het voer of middels capsules of tabletten verdienen de voorkeur.

Ik kan niet vaak genoeg herhalen dat we met zijn allen verantwoordelijk zijn voor de resistentie van het geel voor de geelmiddelen. Langzaamaan gaan we de kant op dat behandeling met de gebruikelijke geelmiddelen niet meer voldoende helpt. Helaas zijn er geen alternatieven. Dus liefhebbers die dit aangaat, zorg voor een goede medicijngave en stop met het nonchalante gebruik van de geelmiddelen. We leven niet meer in 1975.

Ik had het over de verstandige regels waartegen gezondigd wordt. Zo hoor ik nog steeds dat men kuurtjes in halve doseringen met baytril, baycox, ronidazole en noem ze allemaal maar op, geeft tijdens het seizoen, omdat de duiven bij de juiste dosering anders mogelijk te veel vorm zouden kunnen verliezen. Dat is in principe om te janken. Je kunt dan als duivenarts op een rustige manier proberen duidelijk te maken dat dit zo fout is als fout maar kan zijn. Uit de reacties kan men dan zien dat een aantal liefhebbers die dit op deze manier doen, echt niet weten dat ze zeer verkeerd bezig zijn met het oog op de resistentieproblematiek. Deze zijn dan ook zeker bereid om van deze heilloze gewoonte af te stappen. Maar je ziet een aantal liefhebbers makkelijk ja knikken en denken: ’ Ja klets maar raak. Ik doe het al jaren zo en dat bevalt me prima’. Deze liefhebbers zijn dan ook niet te overtuigen. Ze schreeuwen vaak wel het hardste als uit onderzoek blijkt dat hun duiven bacteriën bij zich dragen die resistent zijn voor tal van antibiotica.

Het trieste van dit verhaal is dat je als liefhebber maar zult moeten inkorven bij de duiven van zulke die-hards . Immers de kans is groot dat de eigen duiven deze bacteriën overnemen en dat men ongewild en ongewenst opgezadeld wordt met resistente bacteriën die op termijn de gezondheid van de eigen duiven beginnen te ondermijnen. Zonder het zelf te willen verpesten anderen dan de lol in de eigen hobby.

Ik zou nog wel even door kunnen gaan met meer van dit soort gewoontes te beschrijven, maar ik wil er geen zwartboek van maken. Ik wil alleen maar stellen dat we samen verantwoordelijk zijn voor een verstandig en goed antibioticumgebruik bij onze hobby. En dat we moeten vermijden dat anderen met de vingers naar onze sport kunnen gaan wijzen omdat er liefhebbers tussen lopen die het voor anderen verzieken. Letterlijk en figuurlijk.

Aandacht voor de natuurlijke aanpak en het op een natuurlijke wijze zo gezond mogelijk houden. Daar ging het in deze nieuwsbrief eigenlijk over. En daarvoor zijn zeker mogelijkheden voorhanden. We moeten ons realiseren dat we in de loop der jaren heel voorzichtig een kant zijn opgeduwd waarbij de nadruk komt te liggen op de pilletjes en poedertjes waarmee alle kwaaltjes te verhelpen zouden zijn. Even een medicijntje geven en de rest komt van zelf. Dat was zo de achterliggende gedachte.

Deze aanpak werd langzaamaan gemeengoed. En natuurlijk degene die wint heeft altijd gelijk. Dus de liefhebbers zagen hun collega’s met poedertjes en pilletjes tegen allerhande kwalen beter gaan spelen. En wie wilde dat niet. Maar zoals ik al eerder stelde we dreigen met het badwater de baby weg te gooien.

Medicijnen zijn geen oplossing voor alle kwalen. Luchtwegmiddelen blijven geven om een slechte verluchting op het hok te camoufleren is op de langere termijn een heiloze weg. Daar moet er een verluchtingsspecialist aan te pas komen.

En zo zijn er wel meer kwalen die men niet middels medicijntjes moet willen camoufleren.

Het is belangrijk dat jonge duiven in een goed nest terecht komen. Daar begint het al. Dat is de basis. Als men duiven kweekt uit ouders die stikken van het geel moet men niet willen verwachten dat men de jongen gezond houdt zonder medicijnen tot aan de voorvluchten. De weerstand van deze opgroeiende diertjes wordt dan immers al zodanig op de proef gesteld dat er te veel energie in moet worden gestopt. Energie die deze duiven anders over zouden kunnen hebben om te investeren in een betere uitgroei van het lichaam. Moet men dan maar flink met de medicijnpot aan de gang om deze kwaal te bestrijden? Als men het al zo ver heeft laten komen dat zal men niet anders kunnen en wel moeten, wil men de schade nog beperken. Maar men moet handelend optreden vóór dat het zo ver kan komen. Een goede geelkuur op de eieren. Ondersteuning van de uitgroei door goede voeding, niet bezuinigen op het voer waarmee de jongen moeten opgroeien. Zorg voor voldoende omega 3 olie zodat de jongen hun hersenen ook optimaal kunnen ontwikkelen, zorg voor een goed darmmilieu waardoor de darm goed kan werken en niet te pas en te onpas tegen allerlei darminfecties gekuurd moet worden.

Maar zorg een stap vroeger ook dat de ouderdieren goed gecontroleerd worden op hun gezondheid. Ik zie nogal wat kwekers met veel coccidiose, wormen, trichomoniasis en luchtweginfecties enzovoort. Hoe moeten de jongen goed opgroeien als ze vanaf de geboorte al een rugzak met ellende meekrijgen. Duiven groeien zo snel, de ombouw in een duivenlijfje gaat zo rap dat we juist in deze periode alle zorg aan het opgroeien moeten besteden. Juist dan wordt de basis gelegd voor de toekomst.

Natuurlijk, er kunnen omstandigheden zijn die ondanks alle goede bedoelingen een streep trekken door een goede opfok. Immers als men de pech heeft een circovirusbesmetting op het hok te krijgen dan heeft men een serieus probleem.

Een werkelijk serieus probleem. Dan beginnen de jonge duiven al met een gehandicapt afweerorgaan. Dan hebben ze geen strijdmiddelen om de meest banale ziekten te overwinnen. Entingen slaan dan niet aan. Zo kan het zijn dat deze jongen ondanks een paramyxovaccinatie toch verschijnselen van paramyxo gaan vertonen. Zelf spreek ik het vermoeden uit dat dit virus er mede voor verantwoordelijk is dat de (jonge) duiven de laatste jaren zo veel te stellen hebben met het herpesvirus. We kunnen zeggen dat het de laatste tijd vooral de virussen zijn die de gezondheid van de duiven ondermijnen. Ziekten waar niet of nauwelijks een medicijn tegen helpt. Alleen preventieve aanpak middels vaccinatie kan dan uitkomst bieden. Maar dan moeten er wel vaccins beschikbaar zijn. Antibiotica hebben dan nauwelijks of geen nut, helaas. Frustratie ligt dan bij veel liefhebbers op de loer. Immers waarom wel mijn duiven en niet van deze of gene collega. 'Waarom slaan de medicijnpotjes bij hem dan wel aan?'

Wat ik zie is dat veel liefhebbers bij hun jonge duiven kampen met kwaaltjes die een gevolg zijn van een erbarmelijke weerstand bij de duiven. Deels veroorzaakt door de eerder genoemde circovirusbesmettingen, maar deels ook door een aanpak van de gezondheid die 20 jaar geleden nog wel tot succes kon voeren maar bij de hedendaagse topsport volstrekt onvoldoende blijkt te zijn. Deze liefhebbers kijken wel, maar zien niet. Ze zien niet dat hun aanpak van de gezondheidszorg tekort schiet. Ze blijven te veel leunen op de wondertjes in de potjes.

Maar nogmaals er is geen garantie af te geven dat overstappen op een betere preventieve gezondheidszorg instant succes oplevert. Immers het materiaal waarmee gevlogen wordt tijdens de wedvluchten moet goed zijn. Van een ezel kan men geen renpaard maken ook al geeft men de dieren de meest gouden voedingssupplementen. Wat men met een gedegen preventieve gezondheidszorg wel kan bereiken is dat de duiven een eerlijke kans krijgen. Dat ze kunnen laten zien wat ze kunnen.

Enerzijds maakt dus de topsport waarnaar de duivensport is geëvolueerd het noodzakelijk en gewenst te zorgen voor een optimale gezondheidszorg, ook in het preventieve circuit, anderzijds maakt de toenemende infectiedruk, door de diverse virusinfecties, het noodzakelijk dat we meer nadruk gaan leggen op een preventieve gezondheidszorg. En dit dan ook middels een gedegen opbouw van de gezonde afweer bij de opgroeiende duiven. Het moeten toepassen van medicijnen moet worden tot een onvermijdelijke noodzaak in gevallen dat een tsunamie aan ziektedruk door iedere afweer heen slaat, maar niet langer als oplossing voor ieder wissewasje dat ook door een goede gezondheidszorg voorkomen had kunnen worden.

(Wordt vervolgd)

Succes

Peter Boskamp